1. Belastingplan 2018: op een aantal punten aangepast
Verlaging eigen woning forfait
Het eigen woning forfait (EWF) wordt volgend jaar voor de meeste woningen verlaagd van 0,75% naar 0,7%. Dit als een gevolg van de gestegen prijzen voor woningen en de gestegen huren. Het EWF is het bedrag dat iedere woningeigenaar bij het inkomen moet tellen en is gekoppeld aan de WOZ-waarde van de woning. Mensen zonder aftrek van hypotheekrente hebben nu nog geen EWF, maar dit wordt vanaf 2019 over een periode van 30 jaar afgeschaft.
Inkeren slechts deels afgeschaft
De zogenaamde inkeerregeling wordt vanaf 2018 alleen afgeschaft voor zover het inkomsten uit het buitenland betreft, bijvoorbeeld als een vakantiewoning in Frankrijk niet in box 3 wordt aangegeven. Het was de bedoeling de gehele inkeerregeling af te schaffen, maar dit is via een amendement voorkomen. Dit betekent dat overige verzwegen inkomsten tot twee jaar nadat ze hadden moeten zijn aangegeven, alsnog boetevrij kunnen worden aangegeven.
Cultureel schenken blijvend gestimuleerd
Giften aan culturele instellingen zijn aftrekbaar voor 125%, tot giften van maximaal €5.000. Deze tijdelijke maatregel wordt structureel gemaakt en blijft dus ook de komende jaren van kracht.
Oplossing voor problemen door leenbijstand
Zelfstandigen in financiële nood krijgen vaak via de gemeente een tegemoetkoming in de vorm van een lening. Deze 'leenbijstand' geeft problemen op het moment dat het bedrag door de gemeente wordt kwijtgescholden. De problemen worden veroorzaakt doordat de lening als inkomen wordt gezien, waardoor meer belasting moet worden betaald en minder toeslagen verkregen worden. Via een amendement is de regering verzocht voor deze problematiek een oplossing te zoeken.
2. Afschaffing btw-landbouwregeling niet ineens
Per 1 januari 2018 wordt de btw-landbouwregeling afgeschaft. Bent u agrarisch ondernemer (veehouder, tuinbouwer of bosbouwer) dan moet u vanaf dat moment btw berekenen over uw leveringen en diensten, voor zover u dat nu nog niet doet. Om u meer voorbereidingstijd te geven, versoepelt het kabinet de overgang.
Let op!
De afschaffing van de btw-landbouwregeling is nog niet definitief. De Eerste Kamer moet met dit voorstel nog akkoord gaan.
Valt u nu onder de btw-landbouwregeling, dan moet u vanaf 2018 weliswaar weer btw gaan berekenen over uw leveringen en diensten, maar u kunt dan ook de btw over de aan u in rekening gebrachte kosten in aftrek brengen.
Versoepeling
Mogelijk geldt voor u nog een overgangsregeling. Hierdoor kunt u de nog niet-genoten btw-aftrek op investeringsgoederen die u op 1 januari 2018 in gebruik heeft, voor de resterende herzieningsperiode in één keer in aftrek brengen. Dat geldt ook voor alle goederen en diensten die u vóór 1 januari 2018 heeft aangeschaft, maar op die datum nog niet in gebruik heeft genomen. In de oorspronkelijke overgangsregeling stond dat u deze btw-aftrek 'in-één-keer' moest doen in uw eerste btw-aangifte van 2018. Dat is nu versoepeld. U mag zelf het belastingtijdvak kiezen waarin u de (gedeeltelijke) btw-aftrek op (investerings)goederen 'in-één-keer' wilt effectueren, mits dit maar in 2018 gebeurt. Dat mag dus ook in de btw-aangifte van het laatste kwartaal van 2018. Hierdoor heeft u meer voorbereidingstijd.
Let op!
Voor wat betreft de op 1 januari 2018 nog niet in gebruik genomen goederen en diensten geldt nog het volgende: U moet de btw uiterlijk in aftrek brengen in de btw-aangifte over het belastingtijdvak waarin u de goederen en diensten in gebruik neemt.
Tip:
Wilt u meer weten over deze overgangsregeling, zoals bijvoorbeeld over de resterende herzieningsperiode voor uw investeringsgoederen, of wat de gevolgen van de afschaffing van de btw-landbouwregeling voor u zijn, neem dan contact met ons op.
3. Bundeling kleine pensioenen
De Tweede Kamer is op dinsdag 21 november 2017 akkoord gegaan met het wetsvoorstel Waardeoverdracht klein pensioen. Als ook de Eerste Kamer straks instemt, kunnen pensioenuitvoerders kleine pensioenen vanaf 2019 automatisch aan elkaar overdragen. Op die manier bouwt u, als u meerdere kortlopende dienstverbanden heeft gehad, meer pensioen op en houdt het geld ook zijn pensioenbestemming.
Automatische waardeoverdracht klein pensioen
Vanaf 1 januari 2019 mogen pensioenuitvoerders niet langer zelfstandig besluiten een klein pensioen af te kopen, twee jaar nadat de deelneming aan de pensioenregeling is beëindigd. In plaats van afkoop zullen kleine pensioenen automatisch worden overgedragen naar de nieuwe pensioenuitvoerder. Door die waardeoverdracht worden kleine pensioenaanspraken gebundeld tot één pensioen van een aanzienlijker omvang. Hierdoor groeit uw totale pensioenspaarpot waardoor u uiteindelijk een hogere uitkering ontvangt als u met pensioen gaat.
Let op!
Een klein pensioen is in dit verband een pensioenaanspraak die leidt tot een uitkering vanaf pensioendatum van bruto minder dan € 467,89 per jaar.
Afkoop
Met een zogeheten amendement heeft de Tweede Kamer nog wel geregeld dat een pensioenuitvoerder, na minimaal vijf pogingen tot automatische waardeoverdracht gedurende een periode van minimaal vijf jaar, alsnog het kleine pensioen mag afkopen. De administratieve lasten voor de pensioenuitvoerder zouden anders te veel oplopen en dat is weer nadelig voor alle andere pensioendeelnemers.
Zeer kleine pensioenaanspraken
De nieuwe regels hebben ook gevolgen voor zéér kleine pensioenaanspraken van minder dan € 2 per jaar. Pensioenuitvoerders mogen vanaf 1 januari 2019 deze hele kleine pensioenpotjes laten vervallen. Op dit moment zijn er nog meer dan 200.000 pensioentjes van maximaal € 2 per jaar.
4. Hoeveel blijft er netto over van de eindejaarsbonus?
Aan het einde van het jaar keert u aan uw werknemers wellicht een bonus uit. Deze bedraagt bijvoorbeeld € 15.000 voor werknemer X. Op deze bonus wordt bij X 55,6% belasting ingehouden. Hoe kan dat? Het hoogste belastingtarief is toch 52%?
Schijventarief
In de loonbelasting, maar ook in de inkomstenbelasting, kennen we een zogenaamd schijventarief. Vanaf een bepaald inkomen wordt een bepaald belastingtarief toegepast, welke stijgt naarmate het inkomen hoger is. In 2017 geldt voor zowel de loonbelasting als de inkomstenbelasting voor personen die de AOW-leeftijd nog niet hebben bereikt, het volgende schijventarief:
Schijf | Belastbaar inkomen | Belasting |
1 | t/m 19.982 | 36,55% |
2 | van 19.983 t/m 67.072 | 40,8% |
3 | vanaf 67.073 | 52% |
Op basis van de tarieven zou men verwachten dat bij een inkomen vanaf € 67.073 de belasting over een bonus van € 15.000 inderdaad 52% bedraagt. Dit is echter niet altijd het geval.
Afbouw heffingskortingen
De te betalen belasting wordt namelijk niet alleen bepaald door het toe te passen tarief. Naast dit tarief worden ook zogenoemde heffingskortingen toegepast. Deze kortingen vormen een vermindering op de te betalen belasting. Men zou verwachten dat hierdoor de belastingdruk juist minder dan 52% zou bedragen.
Helaas is dat de laatste jaren niet meer het geval. De bedragen van de arbeidskorting en de algemene heffingskorting worden sinds een aantal jaren namelijk lager naarmate het inkomen hoger wordt. Dit heet de afbouw van de heffingskortingen. Met name vanaf 2016 is die afbouw sterk toegenomen. Zo bedraagt de afbouw van de arbeidskorting in 2017 3,6% voor zover het arbeidsinkomen hoger is dan € 67.073.
Bij de berekening van de belasting over uw reguliere salaris wordt geen rekening gehouden met de hoogte van een eventuele bonus. Door de bonus wordt uw arbeidskorting echter wel met 3,6% verminderd wanneer uw jaarloon meer bedraagt dan € 67.073. Omdat bij de berekening van uw reguliere salaris deze 3,6% vermindering niet is meegenomen, wordt de belastingdruk op uw uitgekeerde bonus hiermee verhoogd. Per saldo betaalt X daarom 55,6 (52% + 3,6%) over uw bonus.
Let op!
Is het salaris lager dan € 67.073 maar hoger dan € 19.938 dan geldt een ander bedrag aan afbouw.
Belasting rekening houdend met afbouw heffingskortingen
Wilt u weten hoe hoog de belastingdruk bij een bepaald inkomen werkelijk is, dan kunt u gebruik maken van de volgende tabel. Deze tabel geldt voor personen die de AOW-leeftijd nog niet hebben bereikt. Hierin is zowel de afbouw van de arbeidskorting als de algemene heffingskorting verwerkt.
Schijf | Belastbaar inkomen | Belasting |
1 | t/m 19.982 | 36,55% |
2 | van 19.983 t/m 32.444 | 45,59% |
3 | van 32.445 t/m 67.072 | 49,19% |
4 | van 67.073* t/m 131.730 | 55,60% |
5 | vanaf 131.730** | 52,00% |
*vanaf dit bedrag geen recht meer op algemene heffingskorting
**vanaf dit bedrag geen recht meer op arbeidskorting
Deze tabel laat de verrassende uitkomsten van de afbouw van de heffingskortingen zien. Zo bedraagt de belastindruk op uw inkomen tussen de € 32.445 en € 67.072 niet de 40,8% die uit de normale tabel volgt, maar 49,19%! En ook de inkomsten tussen de € 67.073 en € 131.730 komen er veel slechter af dan voorgesteld. In plaats van de gepresenteerde 52% bedraagt de belastingdruk hier 55,6%!
Let op!
Voor inkomens tot € 18.620 kunt u de tabel niet gebruiken. Voor deze inkomens is de arbeidskorting lager dan het standaardbedrag maar loopt deze op naarmate het inkomen hoger wordt.
5. Heeft u oninbare vorderingen? Vraag btw tijdig terug!
Sinds dit jaar is het eenvoudiger om de btw op oninbare vorderingen terug te vragen. De btw is in ieder geval terug te vragen één jaar nadat de factuur opeisbaar is geworden als de factuur op dat moment nog niet is betaald. Een apart schriftelijk verzoek om teruggaaf is niet meer nodig. Heeft u vorderingen met een uiterste betaaldatum vóór 1 januari 2017, en heeft uw klant deze nog steeds niet betaald, dan worden de vorderingen op 1 januari 2018 aangemerkt als oninbaar. De btw over deze oninbare vorderingen moet u terugvragen in uw eerste btw-aangifte van 2018.
Ligt de uiterste betaaldatum van een oninbare vordering ná 1 januari 2017, dan kunt u de btw over deze vordering terugvragen in de btw-aangifte over het tijdvak waarin duidelijk is dat uw klant niet meer zal betalen. U kunt de btw in ieder geval terugvragen uiterlijk één jaar na de uiterste betaaldatum van de factuur. Let op: als uw klant een oninbare vordering lager alsnog (deels) voldoet, dan moet u de teruggevraagde btw weer terugbetalen aan de Belastingdienst.
6. De inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet 2018
Het maximumbijdrage-inkomen voor de Zorgverzekeringswet (Zvw) gaat per 1 januari 2018 omhoog. Ook het percentage van de 'lage' inkomensafhankelijke bijdrage Zvw stijgt iets. Per saldo bent u als dga of als ondernemer in de inkomstenbelasting volgend jaar maximaal € 186 meer kwijt aan Zvw dan dit jaar.
Als dga bent u meestal niet verzekerd voor de werknemersverzekeringen. Voor u geldt in 2018 dan een lage bijdrage van 5,65% (2017: 5,40%) over een maximumbijdrageloon van € 54.614 (2017: € 53.701). Deze bijdrage geldt ook voor de ondernemer in de inkomstenbelasting. De lage inkomensafhankelijke bijdrage Zvw kan niet meer bedragen dan € 3.085 (2017: € 2.899). Ten opzichte van 2017 is dat dus een stijging van € 186.
Let op!
Werkgevers betalen in 2018 voor hun werknemers de hoge inkomensafhankelijke bijdrage Zvw − de zogenoemde werkgeversheffing Zvw − van 6,90% (2017: 6,65%) over een maximumbijdrageloon van € 54.614.
Weten wat wij voor u kunnen betekenen?
KSG, Accountants & Belastingadviseurs