De Wet werk en zekerheid treedt vanaf 2015 gefaseerd in werking. Onderstaand een overzicht van de wijzigingen die voor u van belang zijn.
Anticipeer op aanzegplicht
Voor contracten voor bepaalde tijd met een looptijd van zes maanden of langer die eindigen op of na 1 februari 2015 geldt een aanzegplicht. Deze aanzegplicht houdt in dat u uw werknemer minimaal een maand voor afloop van het contract schriftelijk informeert over het al dan niet eindigen van het contract. Besluit u het contract te verlengen, dan moet u ook aangeven onder welke voorwaarden u het contract verlengt. Verzuimt u dit, dan wordt het contract geacht te zijn verlengd onder dezelfde voorwaarden voor dezelfde periode met een maximum van één jaar. Zegt u niet aan, dan heeft uw werknemer recht op een bruto all-in maandsalaris of een deel pro rato als u te laat aanzegt.
Let op! Er geldt geen aanzegverplichting voor contracten met een looptijd korter dan zes maanden dan wel contracten waarvan het einde niet op een kalenderdatum is bepaald. Een voorbeeld van een dergelijk contract is bijvoorbeeld een contract voor de looptijd van een project.
Proeftijd beperkt
Vanaf 1 januari 2015 is het verboden een proeftijd op te nemen in tijdelijke arbeidscontracten van zes maanden of korter. Daarnaast is het verboden een proeftijd op te nemen in een aansluitend contract, tenzij dit contract een nieuwe functie betreft waarbij sprake is van wezenlijk andere vaardigheden en competenties. Als in een bestaande cao nog een proeftijd wordt bedongen, gelden de nieuwe regels uiterlijk op 1 juli 2016 dan wel eerder als de bestaande cao afloopt.
Let op! Een nieuwe proeftijd bij de huidige werkgever is overigens wel toegestaan als een werknemer een nieuwe functie aangeboden krijgt die wezenlijk andere vaardigheden en verantwoordelijkheden vereist, in een contract dat langer dan zes maanden duurt.
Concurrentiebeding in tijdelijk contract beperkt
Vanaf 1 januari 2015 is een concurrentie- dan wel relatiebeding in een tijdelijk contract verboden. Dit kan anders zijn als sprake is van zwaarwegende bedrijfsbelangen. In dat geval is een concurrentiebeding wel toegestaan als u het zwaarwegende bedrijfsbelang expliciet motiveert in het betreffende beding. Daarnaast moeten deze bedrijfsbelangen zowel bestaan ten tijde van het aangaan van het beding als op het moment dat u zich wilt beroepen op het beding.
Let op! Vanaf 1 januari 2015 kunt u niet langer rechten ontlenen aan een concurrentiebeding als er sprake is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van uw kant.
Oproepcontracten
Wettelijk is geregeld dat u schriftelijk kunt afspreken dat u de eerste 26 weken geen loon betaalt aan oproepkrachten als er geen werk is. Deze periode kan nu nog in een cao onbeperkt worden opgerekt. Deze mogelijkheid, om bij cao af te wijken van de loondoorbetalingsverplichting aan oproepkrachten als er geen werk is, wordt beperkt. Vanaf 1 januari 2015 is een dergelijk zogeheten collectief loonuitsluitingsbeding alleen nog toegestaan in een cao bij functies met werkzaamheden van ‘incidentele aard’ en zonder ‘vaste omvang’. Tijdens de parlementaire behandeling zijn als voorbeelden de invalkracht en de uitzendkracht genoemd.
Let op! Tot 1 juli 2016 geldt er overgangsrecht. Als er afwijkende bepalingen in een cao zijn opgenomen over de loondoorbetalingsverplichting blijven deze geldig tot de einddatum van deze cao, maar uiterlijk tot 1 juli 2016.
Aanpassing ketenregeling
Tijdelijke arbeidscontracten die elkaar (eventueel met een tussenliggende periode) opvolgen, vormen een keten. Voor deze keten gelden regels. Deze regels worden per 1 juli 2015 aangepast. Vanaf juli 2015 kunt u met een werknemer nog maximaal drie tijdelijke contracten in twee jaar afsluiten (tot 1 juli 2015 zijn dit er ook drie, maar dan in drie jaar). De keten van tijdelijke arbeidscontracten wordt vanaf 1 juli 2015 pas onderbroken na een tussenliggende periode van minimaal zes maanden (tot 1 juli 2015 bedraagt deze nog drie maanden). Dit betekent dat als een contract afloopt en er binnen zes maanden weer een nieuw contract tussen dezelfde partijen wordt aangegaan, deze periode en het contract meetellen in de keten.
Bij cao kan onder zeer stringente voorwaarden afgeweken worden van het aantal contracten en van de totale duur. Maximaal zijn echter zes contracten toegestaan in een periode van vier jaar. Er kan niet bij cao worden afgeweken van de tussenperiode van zes maanden.
Na afloop van het maximaal aantal toegestane tijdelijke contracten bent u verplicht een contract voor onbepaalde tijd aan uw werknemer aan te bieden als u met hem/haar verder wilt.
Voor werknemers tot 18 jaar met een klein dienstverband (12 uur of minder) is de nieuwe ketenregeling niet van toepassing.
Tip Soms kan het handig zijn om twee contracten voor een jaar in plaats van drie contracten in maximaal twee jaar tijd af te sluiten. Bij vijf sectoren geldt namelijk een hogere sectorpremie bij contracten met een looptijd korter dan een jaar. Het gaat dan om de volgende vijf sectoren: agrarisch bedrijf, bouwbedrijf, horeca, algemeen culturele instellingen, schildersbedrijf.
Let op! Tot 1 juli 2016 geldt er overgangsrecht. Als er afwijkende bepalingen in een cao zijn opgenomen over de ketenregeling blijven deze geldig tot de einddatum van de cao, maar uiterlijk tot 1 juli 2016.
Let op! De huidige ketenregeling blijft van toepassing op tijdelijke contracten die al lopen op 1 juli 2015. Uw lopende tijdelijke contracten kunnen dus niet ineens contracten voor onbepaalde tijd worden.
De nieuwe ketenregeling is wel van toepassing als u vanaf 1 juli 2015 een nieuw tijdelijk contract afsluit binnen zes maanden na een eerder tijdelijk contract. Dit geldt ook als het eerdere tijdelijke contract al voor 1 juli 2015 was afgelopen. Is bijvoorbeeld op 1 maart 2015 een tijdelijk contract geëindigd, dan vormt een nieuw tijdelijk contract op 1 augustus 2015 het tweede contract in de keten.
Hervorming ontslagrecht
Payrolling
Bij payrolling golden bijzondere ontslagregels, waardoor ingeleende werknemers makkelijker ontslagen konden worden. Deze regels zijn per 1 januari 2015 komen te vervallen. Dit betekent dat de inlener straks gemotiveerd moet aantonen wat de reden is dat payrollkrachten ontslagen moeten worden.
Preventieve toets blijft: voorgeschreven route
De preventieve ontslagtoetsing blijft. Dit betekent dat u het voorgenomen ontslag door een derde partij moet laten toetsen. U bent dus verplicht, als de werknemer niet schriftelijk instemt met uw opzegging, vanaf 1 juli 2015 de volgende ontslagroute te volgen:
- via het UWV bij een bedrijfseconomisch ontslag en een ontslag wegens langdurige ziekte,
- via de kantonrechter bij een ontslag om persoonlijke redenen.
Wijst het UWV de ontslagaanvraag af, dan kunt u alsnog de kantonrechter verzoeken de arbeidsovereenkomst te ontbinden. De kantonrechter toetst aan dezelfde wettelijke ontslagcriteria als het UWV.
Wijst het UWV de ontslagaanvraag toe, dan kan de werknemer naar de kantonrechter stappen om herstel van het dienstverband of een billijke vergoeding te verzoeken.
Nieuw is dat tegen de uitspraak van de kantonrechter hoger beroep bij het gerechtshof en cassatie bij de Hoge Raad mogelijk is.
Aftrek proceduretijd
De tijd die het UWV (dan wel de ontslagcommissie) nodig heeft om een ontslagtoetsing te doen, wordt op de opzegtermijn in mindering gebracht, mits er minimaal één maand opzegtermijn overblijft. Bij ernstige verwijtbaarheid aan de kant van de werknemer hoeft de kantonrechter geen rekening te houden met de opzegtermijn en kan hij per direct ontbinden. Bij ernstige verwijtbaarheid aan de kant van de werkgever vindt er geen aftrek van de proceduretijd plaats. Voor het overige blijven de opzegtermijnen gehandhaafd.
Wettelijk geregelde transitievergoeding
Vanaf 1 juli 2015 vervangt de transitievergoeding de huidige ontslagvergoeding: iedere werknemer die twee jaar of langer bij u heeft gewerkt (ook tijdelijke werknemers!) heeft recht op deze vergoeding als u de arbeidsovereenkomst wilt beëindigen dan wel niet wilt voortzetten. De hoogte van de transitievergoeding bedraagt 1/6 maandsalaris per 6 maanden over de eerste 10 jaar en ¼ maandsalaris per dienstjaar na het 10e dienstjaar met een maximum van € 75.000 bruto dan wel een jaarsalaris als de werknemer meer dan € 75.000 bruto op jaarbasis verdiende. Verkeert u in ernstige financiële problemen – denk aan faillissement of surseance van betaling –, dan geldt geen verplichting tot betaling van de transitievergoeding. Ook is geen transitievergoeding verschuldigd bij ernstige verwijtbaarheid van de werknemer. Cao-partijen kunnen ten gunste van de werknemer afwijken van de transitievergoeding.
Let op! U mag bepaalde kosten, de zogenoemde transitie- of inzetbaarheidskosten, van de transitievergoeding aftrekken. U moet daarvoor wel – voordat de kosten feitelijk worden gemaakt –schriftelijke toestemming van de werknemer hebben.
Geen overgangsrecht berekening hoogte transitievergoeding
Er is veel commotie ontstaan over het ontbreken van overgangsrecht in het kader van de transitievergoeding. Volgens de nieuwe ketenregeling die per 1 juli 2015 van kracht wordt, wordt een keten van arbeidsovereenkomsten pas doorbroken bij een onderbreking van zes maanden. Voor de transitievergoeding geldt die zesmaandeneis echter ook voor het verleden! Zie het volgende voorbeeld.
Heeft een seizoenskracht bijvoorbeeld al vijftien jaar ieder jaar een arbeidsovereenkomst voor acht maanden, dan is er tot op heden geen keten ontstaan en geen contract voor onbepaalde tijd. Dit ligt echter anders waar het de transitievergoeding betreft. Daar is wel sprake van een keten, namelijk van 15 x 8 = 120 maanden. Dat betekent dat de werkgever die volgend jaar besluit deze seizoenskracht geen nieuwe arbeidsovereenkomst aan te bieden, een transitievergoeding verschuldigd is. In dit voorbeeld een transitievergoeding van 3,33 maandsalarissen, en zelfs meer als de werknemer ouder dan 50 jaar is.
Arbeidsovereenkomsten die elkaar met tussenpozen van ten hoogste zes maanden hebben opgevolgd, worden samengeteld voor de berekening van het recht op een transitievergoeding.
Voor werknemers tot 18 jaar met een klein dienstverband (12 uur of minder) geldt geen verplichting tot betaling van een transitievergoeding.
Billijke vergoeding
Wanneer de ontbinding van de arbeidsovereenkomst door de kantonrechter het gevolg is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van uw kant, dan kan uw werknemer hiervoor worden gecompenseerd. De kantonrechter kan namelijk een (aanvullende) ‘billijke’ vergoeding toekennen. Toekenning kan ook plaatsvinden als er nog geen recht op een transitievergoeding bestaat omdat het dienstverband korter dan twee jaar heeft geduurd.
Bedenktijd bij beëindigingsovereenkomst
Het blijft mogelijk met de werknemer een beëindigingsovereenkomst af te sluiten zonder dat dit gevolgen heeft voor de ww-uitkering van de werknemer. Wel gaat er vanaf het moment dat er overeenstemming is bereikt een wettelijke bedenktijd van twee weken voor de werknemer gelden. U bent verplicht uw werknemer hier in de beëindigingsovereenkomst expliciet schriftelijk op te wijzen. De werknemer kan binnen twee weken schriftelijk op zijn toestemming terugkomen. U verkeert dus een langere periode in onzekerheid over de vraag of er een overeenkomst tot stand is gekomen. Wijst u de werknemer niet schriftelijk op zijn bedenktermijn, dan wordt de bedenktermijn verlengd naar drie weken.
Opzeggen bij AOW-leeftijd
U kunt het arbeidscontract van uw werknemer die de AOW-gerechtigde (of hogere of lagere pensioengerechtigde) leeftijd bereikt of al heeft bereikt, zonder preventieve toets, op grond van zijn leeftijd opzeggen. Voorwaarde is dat het arbeidscontract voor het bereiken van de AOW- of pensioenleeftijd is aangegaan. Is dat niet het geval, dan gelden de normale regels voor ontslag (dus ook de preventieve toets).
Werkloosheidswet en overige ingrepen
Bekorting duur (beoogde invoering gefaseerd vanaf 1 januari 2016)
De maximale ww-duur wordt bekort van 38 maanden naar 24 maanden. Dit zal geleidelijk plaatsvinden van 1 januari 2016 tot 1 juli 2019. De opbouw van de ww wordt één maand per dienstjaar in de eerste 10 arbeidsjaren en 0,5 maand per dienstjaar in de jaren daarna. Tot 2016 opgebouwd arbeidsverleden blijft staan, maar wordt geleidelijk afgebouwd met een maand per kwartaal tot de nieuwe maximumduur. De hoogte van de ww blijft loongerelateerd. Sociale partners kunnen op cao-niveau een aanvulling van 14 maanden ww afspreken.
De definitie van passende arbeid wordt aangescherpt per 1 juli 2015, waardoor al na zes in plaats van twaalf maanden alle arbeid als passend wordt aangemerkt. Dit gewijzigde criterium gaat ook voor de Ziektewet gelden.