Vanaf 1 januari 2015 gelden nieuwe regels voor verlof en arbeidstijden. De nieuwe regels zijn bedoeld om het combineren van werk en zorg gemakkelijker te maken. In deze advieswijzer staan de wijzigingen op een rijtje.
Zwangerschaps- en bevallingsverlof
Zwangerschapsverlof gaat 6 tot 4 weken voor de vermoedelijke bevallingsdatum in. De werknemer moet dit verlof aanvragen bij de werkgever met een verklaring van een arts waarin de vermoedelijke bevallingsdatum staat.
Het bevallingsverlof loopt vanaf de dag na de bevalling ten minste 10 weken, te vermeerderen met het aantal dagen dat de baby te vroeg is geboren.
De partner van een werknemer heeft recht op 2 dagen betaald kraamverlof. De partner moet het kraamverlof bij een thuisbevalling binnen 4 weken na de geboorte opnemen. Bij een bevalling in het ziekenhuis moet de partner het verlof binnen 4 weken na thuiskomst van de baby uit het ziekenhuis opnemen.
Nieuw vanaf 1 januari 2015
- De ‘couveuseregeling’: het bevallingsverlof wordt verlengd met maximaal 10 weken bij langdurige opname van de baby in het ziekenhuis. De eerste 7 opnamedagen tellen niet mee voor de verlenging van het bevallingsverlof.
- Deeltijd bevallingsverlof: de periode van het bevallingsverlof vanaf 6 weken na de bevallingsdatum kan in overleg met de werkgever gespreid worden opgenomen over een periode van maximaal 30 weken. Dit maakt deeltijdopname van het bevallingsverlof mogelijk. De werknemer moet de werkgever hierom uiterlijk 3 weken na de bevallingsdatum verzoeken.
- Overname overblijvend bevallingsverlof bij overlijden moeder. De partner van een moeder die na de geboorte tijdens het bevallingsverlof overlijdt, heeft recht op het resterende bevallingsverlof met behoud van loon. Het pasgeboren kind is op die manier verzekerd van zorg door een ouder. De werkgever van de partner kan de loondoorbetaling weer bij het UWV claimen.
- Aangekondigd: 4 weken extra bevallingsverlof bij meerling. Bij zwangerschap van een meerling het zwangerschaps- en bevallingsverlof met 4 weken worden uitgebreid. Wanneer de wet op dit punt wordt aangepast is nog niet bekend. Dit is afhankelijk van het moment dat het UWV dit kan uitvoeren.
Pleegzorg- en adoptieverlof
Adopteert een werknemer een kind of neemt een werknemer een pleegkind op in zijn gezin? Dan heeft de werknemer recht op adoptieverlof of pleegzorgverlof. Het verlof geldt voor beide adoptieouders. Het adoptie- of pleegzorgverlof duurt maximaal 4 weken. Tijdens het verlof heeft de werknemer geen recht op loon, wel op een adoptie- of pleegzorguitkering. Het UWV keert die uitkering uit. Vaak loopt dat via de werkgever. Tijdens het verlof bouwt de werknemer vakantiedagen op. Bij ziekte tijdens verlof loopt het verlof door.
Nieuw vanaf 1 januari 2015
- De opnametermijn is verruimd van 18 naar 26 weken.
- Werknemers kunnen het verlof gespreid opnemen en hoeven het niet meer in 4 aaneengesloten weken op te nemen.
Kort- en langdurend zorgverlof
Kortdurend zorgverlof is er om enkele dagen noodzakelijke zorg te geven aan inwonende (pleeg- of adoptie)kinderen, de partner of ouders. De werkgever betaalt minstens 70% van het salaris door, maar niet minder dan het minimumloon. Tijdens het zorgverlof bouwt de werknemer vakantiedagen op. De werknemer kan maximaal 2 keer het aantal uren dat hij per week werkt als kortdurend zorgverlof opnemen in een periode van 12 maanden.
Langdurend zorgverlof is er om voor langere tijd voor een ernstig zieke partner, kind of ouder te zorgen. De werkgever hoeft het salaris tijdens het verlof niet door te betalen, maar de werknemer bouwt tijdens het verlof wel vakantiedagen op. De werknemer kan per 12 maanden maximaal 6 keer het aantal uren dat hij per week werkt opnemen. Werkgever en werknemer kunnen afspreken dat het verlof over maximaal 18 weken wordt verdeeld. In overleg zijn ook andere afspraken mogelijk.
Nieuw vanaf 1 juli 2015
De opnamemogelijkheden voor zorgverlof worden verruimd. Vanaf 1 juli 2015 kunnen werknemers ook kort- en langdurend zorgverlof opnemen voor de noodzakelijke zorg aan:
- grootouders, kleinkinderen, broers en zussen (tweedegraads bloedverwanten),
- andere huisgenoten dan de kinderen of partner (bijvoorbeeld een inwonende tante),mensen met wie uw werknemer een sociale relatie heeft (bijvoorbeeld een buurvrouw of vriend) en die van de hulp van uw werknemer afhankelijk zijn.
Vanaf 1 juli 2015 geldt niet langer als eis voor opname van het langdurend zorgverlof dat er sprake moet zijn van een levensbedreigende ziekte. Voortaan kan ook verlof opgenomen worden voor de noodzakelijke verzorging bij ziekte of hulpbehoevendheid.
Calamiteiten- en kortverzuimverlof
Calamiteitenverlof is er voor problemen in het privéleven die de werknemer onmiddellijk moet oplossen, voor dokters- en ziekenhuisbezoek die niet buiten werktijd is te plannen en voor andere situaties waarin de werknemer korte tijd niet kan werken. De werkgever betaalt het salaris in dit soort gevallen door. Het calamiteitenverlof duurt een paar uur tot een paar dagen, zo lang als nodig is om de eerste problemen op te lossen. Duurt het langer, dan kan de werknemer verzoeken om opname van kortdurend zorgverlof.
Voorbeelden van situaties waarin de werknemer calamiteiten- of kortverzuimverlof kan opnemen:
- een direct familielid overlijdt,
- de partner van de werknemer bevalt.
Nieuw vanaf 1 januari 2015
De wet beschrijft duidelijker wat onvoorziene omstandigheden zijn waarvoor calamiteiten- of kortdurend verzuimverlof mogelijk is. In de wet worden de volgende situaties benoemd, maar er zijn meer situaties denkbaar:
- spoedeisend, onvoorzien of redelijkerwijze niet buiten werktijd om te plannen arts- of ziekenhuisbezoek:
- door de werknemer
- door iemand die valt binnen de categorie personen waarvoor ook kort- en langdurend zorgverlof mogelijk is (o.a. grootouders, ouders, kinderen,kleinkinderen) en die de werknemer daarbij begeleidt,
- noodzakelijke verzorging op de eerste ziektedag van iemand die valt binnen de categorie personen waarvoor ook kort- en langdurend zorgverlof mogelijk is,
- bij onvoorziene omstandigheden waarvoor de werknemer onmiddellijk vrij moet nemen.
Aanpassing arbeidsduur
Werknemers die bij een werkgever werken met minstens 10 werknemers, kunnen hun contractuele arbeidsduur aanpassen als ze minimaal 1 jaar bij dezelfde werkgever in dienst zijn.
Nieuw vanaf 1 januari 2015
- De werknemer mag 1 keer per jaar een nieuwe aanvraag doen tot aanpassing van de contractuele arbeidsduur. Dat was 1 keer per 2 jaar. Bij onvoorziene omstandigheden mag de arbeidsduur ook tussendoor worden aangepast
- Ook is het mogelijk geworden de werktijd voor korte duur aan te passen, bijvoorbeeld om mantelzorg te geven en dat later te compenseren door meer te werken.
Plaats- en tijdonafhankelijk werken
De Eerste Kamer heeft het Wetsvoorstel flexibel werken als opvolger van de Wet aanpassing arbeidsduur aanvaard. Een werknemer die minstens 26 weken in dienst is mag niet alleen verzoeken om aanpassing van zijn arbeidsduur, maar ook om aanpassing van zijn werktijden en van zijn arbeidsplaats. Onduidelijk is nog wanneer het wetsvoorstel in werking treedt.