De diensten van een maatschap van operatieassistenten en anesthesiemedewerkers vallen onder de vrijstelling van omzetbelasting voor medische diensten. Dat is de inhoud van een arrest van de Hoge Raad. Uit rechtspraak van het Hof van Justitie EU volgt dat het begrip medische verzorging uit de BTW-richtlijn 2006 inhoudt de verlening van diensten op het gebied van de diagnose, de behandeling en zo mogelijk de genezing van ziekten en gezondheidsproblemen van de mens.
Eerder in de procedure had Hof Amsterdam nog geoordeeld dat de diensten niet waren vrijgesteld. De maatschap sloot overeenkomsten met ziekenhuizen voor het verrichten van werkzaamheden als operatie- of anesthesieassistent. Het hof vond dat de maatschap slechts
een deelprestatie aanbood die op zich niet kan worden beoordeeld als medische verzorging. Het hof was verder van oordeel dat de vrijstelling van omzetbelasting niet van toepassing was omdat prestaties als door de maatschap aangeboden plaatsvinden in ziekenhuizen
en poliklinieken. Volgens de Hoge Raad is het hof van een onjuiste rechtsopvatting uitgegaan. Toepassing van de vrijstelling is niet beperkt tot diensten die worden verricht buiten een ziekenhuis of een vergelijkbare instelling.
Volgens het hof waren de prestaties van de maatschap ook geen ‘met medische verzorging nauw samenhangende diensten’. Het hof vergeleek de tijdelijke terbeschikkingstelling van operatieassistenten en anesthesieverpleegkundigen aan ziekenhuizen met het uitlenen
van dergelijk personeel door uitzendbureaus. Die werkzaamheden zijn niet vrijgesteld van omzetbelasting.