In het kader van een reorganisatie verviel de functie van een werknemer. Er was een sociaal plan opgesteld, waarin stond dat de werkgever ernaar streefde om voor de werknemers een andere passende functie te vinden. Een passende functie kon volgens het plan maximaal een functieniveau hoger of lager zijn dan de oude functie. Nadat een werknemer boventallig was verklaard was hij vrijgesteld van het verrichten van werkzaamheden. De werknemer wilde intern worden herplaatst en had gevraagd om plaatsing in een functie die twee niveaus onder zijn oude functie lag. Hoewel deze functie niet passend was volgens het sociaal plan, had de werkgever de werknemer toegelaten tot de selectieprocedure voor deze functie. Vervolgens had de werkgever de werknemer deze functie voorwaardelijk aangeboden om daarna te zeggen dat de werknemer het aanbod niet tijdig had aanvaard.
De werkgever diende een verzoek in om een ontslagvergunning te verkrijgen voor deze werknemer. Dat verzoek werd ingewilligd omdat er volgens de werkgever geen mogelijkheid was tot interne herplaatsing. Er volgde een procedure bij de kantonrechter wegens kennelijk onredelijk ontslag met herstel van de dienstbetrekking als inzet. De kantonrechter vond dat de werkgever zich niet als een goed werkgever had gedragen. De opzegging van de arbeidsovereenkomst was daarom kennelijk onredelijk. De kantonrechter wees de vordering tot herstel van de arbeidsovereenkomst toe. De werkgever had de kantonrechter gevraagd voor dat geval te bepalen dat de verplichting tot herstel zou vervallen door betaling van een in het vonnis vastgestelde afkoopsom. De wet biedt de mogelijk tot afkoop van de verplichting tot herstel van de arbeidsovereenkomst wanneer de werkgever herstel van de arbeidsovereenkomst te bezwaarlijk vindt. De kantonrechter stelde in dit geval de afkoopsom vast op € 50.000.