Ondernemers die belaste prestaties verrichten voor de omzetbelasting hebben recht op aftrek van de omzetbelasting die andere ondernemers in rekening brengen. De aftrek van voorbelasting is beperkt tot goederen en diensten die in het kader van de onderneming worden gebruikt. De vraag is hoe het zit met het recht op aftrek van voorbelasting op investeringen in een bedrijfsmiddel als deze investeringen uitsluitend worden gedaan ten behoeve van privégebruik door de ondernemer.
Deze vraag kwam aan de orde in een procedure over twee ondernemers die een bedrijfsloods hadden gekocht voor hun groothandel. De zolderetage van de loods lieten zij verbouwen tot tijdelijke woning, in afwachting van de oplevering van een bedrijfswoning naast de loods. Daarna werd de zolder met behoud van de verbouwing binnen het bedrijf gebruikt als kantoor en instructieruimte. De vraag was of de omzetbelasting op de verbouwing in aftrek kon worden gebracht. Hof Leeuwarden meende dat het merendeel van de aanpassingen uitsluitend was gedaan ten behoeve van de bewoning door beide vennoten. Dat betekende dat de werkzaamheden niet ten behoeve van het bedrijf waren verricht, zodat er geen recht op aftrek bestond.
In cassatie voerden de ondernemers aan dat zij een gedeelte van een tot het bedrijf behorend goed tijdelijk voor privédoeleinden hadden gebruikt. Volgens de Zesde EG-richtlijn vormt dat voor de heffing van omzetbelasting een belaste handeling. Dat betekent dat niet alleen de omzetbelasting op de aanschaf, maar ook de omzetbelasting op onderhouds- en verbeteringskosten onmiddellijk en volledig aftrekbaar is. De Hoge Raad heeft het Hof van Justitie EG de vraag voorgelegd of een belastingplichtige die een gedeelte van een tot zijn bedrijf behorend investeringsgoed tijdelijk gebruikt voor privédoeleinden recht heeft op aftrek van de btw op uitgaven die zijn gedaan voor duurzame aanpassingen aan dat investeringsgoed met het oog op het privégebruik. De Hoge Raad wil verder weten of het voor de beantwoording van deze vraag verschil maakt of bij de aanschaf van het investeringsgoed omzetbelasting in rekening is gebracht die de belastingplichtige in aftrek heeft gebracht.
Het Hof van Justitie EU heeft de vragen van de Hoge Raad als volgt beantwoord. Een belastingplichtige die een gedeelte van een tot zijn bedrijf behorend investeringsgoed tijdelijk privé gebruikt, heeft ook recht op aftrek van de voorbelasting over de kosten, die zijn gemaakt om dat investeringsgoed aan te passen, als deze aanpassingen zijn gedaan met het oog op het tijdelijk privégebruik. Het recht op aftrek van de voorbelasting over de kosten van de aanpassingen staat los van de vraag of bij de aanschaf van het investeringsgoed omzetbelasting in rekening is gebracht en of deze belasting in aftrek is gebracht.