SRA | 07-07-2011 | Leestijd:

In een arrest uit 2008 heeft de Hoge Raad het begrip onzakelijke lening geïntroduceerd. Er is sprake van een onzakelijke lening indien een vennootschap aan haar aandeelhouder een geldlening verstrekt onder zodanige voorwaarden dat de vennootschap daardoor een debiteurenrisico loopt dat een onafhankelijke derde niet zou hebben genomen. Volgens de Hoge Raad moet in die gevallen worden aangenomen dat de vennootschap het debiteurenrisico alleen maar op zich heeft genomen om het belang van haar aandeelhouder als zodanig te dienen. Het gevolg is dat een eventueel verlies op de geldlening niet in mindering op de winst van die vennootschap komt.

Steeds vaker wordt naar dit arrest verwezen om de afwaardering van een vordering niet ten laste van de winst van de vennootschap of ten laste van het resultaat uit werkzaamheid te laten komen wanneer het gaat om een vordering van de dga op zijn BV.

 

Een BV verkocht een terrein aan een andere BV waarin zij een belang van 40% had. Een deel van de koopsom ad € 450.000 werd omgezet in een geldlening. De rente bedroeg 6%  per jaar. Gedurende een aantal jaren werd geen rente betaald. De koper ontwikkelde het terrein. Door intrekking van een vergunning door de gemeente kwam de projectontwikkeling stil te liggen en kwam de koper in financiële problemen. De verkoper boekte de vordering op de koper af. Onder verwijzing naar het hiervoor genoemde arrest weigerde de inspecteur de afwaardering ten laste van de fiscale winst te laten komen.

Hof Arnhem vond niet relevant dat de geldlening in dit geval niet aan een aandeelhouder maar aan een deelneming was verstrekt. In dit geval slaagde de verkoper erin om aannemelijk te maken dat hij het debiteurenrisico niet in zijn hoedanigheid van aandeelhouder heeft aanvaard. De verkoper was niet in staat om het project alleen te ontwikkelen. De verkoper verkreeg het aandelenbelang in de koper in samenhang met de verkoop van het terrein op voorwaarde van het verstrekken van een achtergestelde geldlening zonder zekerheid. Alleen dan wilde de bank het project financieren. Het hof vond deze verklaringen geloofwaardig en accepteerde een gedeeltelijke afwaardering van de vordering. Het hof vond een lagere waardering van de vordering niet aannemelijk gemaakt.

winst lening arrest aandeelhouder vordering vennootschap koper geldlening verkoper debiteurenrisico

Weten wat wij voor u kunnen betekenen?

KSG, Accountants & Belastingadviseurs