Op verzoek van de plaatselijke ondernemersvereniging heeft de gemeente Hulst een reclamebelasting ingevoerd. De heffing van deze belasting heeft de gemeente beperkt tot het centrumgebied, omdat met name dat gebied zou profiteren van de activiteiten die met de opbrengst van de belasting werden gefinancierd. Een ondernemer wiens bedrijf in het centrum van Hulst was gevestigd, vocht de opgelegde aanslag reclamebelasting aan. Hof Den Haag was van oordeel dat er voor de beperking van de heffing tot het centrumgebied een objectieve en redelijke rechtvaardiging bestond, gezien het te verwachten profijt voor ondernemers in dat gebied.
Deze uitspraak is in lijn met een arrest van de Hoge Raad uit 2011. In dat arrest wees de Hoge Raad erop dat de reclamebelasting volgens de Gemeentewet een algemene belasting is. Dat houdt in dat een gemeente vrij is in de besteding van de opbrengst en de vrijheid heeft om die opbrengst te besteden aan activiteiten en voorzieningen binnen een bepaald gedeelte van het grondgebied. Het karakter van een algemene belasting verhindert niet dat een gemeente de heffing van belasting beperkt tot een gedeelte van haar grondgebied. Volgens de Hoge Raad is sprake van een objectieve en redelijke rechtvaardiging voor de beperking tot het centrum als de gemeente besluit om de opbrengst van een reclamebelasting te besteden ten behoeve van het centrum. Bepalend is of de gemeente in redelijkheid heeft mogen uitgaan van de veronderstelling dat door de wijze van heffing degenen die profijt kunnen hebben van de opbrengst van de belasting in de heffing worden betrokken.