Uw werknemers rijden in een compacte auto van de zaak. U heeft afgesproken dat voor vakantieperioden uw werknemers gebruik kunnen maken van een ruimere auto. Zo houdt u de kosten in de hand. Zorg echter dat u het goed regelt en laat de bijtelling geen roet in het eten gooien.
Stel, uw werknemer heeft geen bijtelling voor de compacte auto, omdat hij zich erop beroept dat hij op jaarbasis niet meer dan 500 kilometer privé rijdt. De werknemer houdt voor deze auto een sluitende kilometerregistratie bij en beschikt over een verklaring geen privégebruik auto. Alles netjes volgens de regels en u past dan ook terecht geen bijtelling toe.
Vakantieauto en bijtelling
Dit wordt echter anders op het moment dat een vakantieauto in beeld komt. Met de vakantieauto zal immers over het algemeen wel meer dan 500 privékilometers op jaarbasis gereden worden.
Let op! De 500-kilometergrens geldt op jaarbasis. Wordt de vakantieauto bijvoorbeeld voor drie weken ter beschikking gesteld dan wordt deze 500 kilometer tijdsevenredig verminderd en mag dus maar 28 kilometer privé gereden worden met deze auto!
Het voorgaande betekent dat voor de vakantieauto een bijtelling zal moeten worden toegepast. Deze bijtelling vindt tijdsevenredig plaats.
Voorbeeld
Een vakantieauto met een cataloguswaarde van € 30.000 en een bijtellingspercentage van 25% wordt gedurende drie weken ter beschikking gesteld. De bijtelling bedraagt € 432 (25% van € 30.000 maal 3/52).
Let op! De bijtellingspercentages zijn in principe minimale percentages. Dit betekent dat als de Belastingdienst kan aantonen dat het daadwerkelijke privégebruik hoger ligt, er een hogere bijtelling kan worden toegepast. Voor het voorbeeld betekent dit dat de bijtelling wellicht hoger wordt dan € 432. In de praktijk komt het echter nauwelijks voor dat de Belastingdienst van deze mogelijkheid gebruik maakt.
Verschil wel of niet inleveren compacte auto
Als de compacte auto tijdens de vakantieperiode niet wordt ingeleverd en dus ter beschikking blijft staan, vindt alleen bijtelling over de vakantieauto plaats. Met de compacte auto wordt immers niet meer dan 500 kilometer privé gereden op jaar basis. Wordt de compacte auto tijdens de vakantieperiode echter wel ingeleverd, waardoor deze niet meer ter beschikking van de werknemer staat dan ontstaat een heel ander verhaal. Op dat moment staan de compacte en de vakantieauto namelijk niet gelijktijdig ter beschikking en wordt bij overschrijding van de 500 kilometergrens met één auto de bijtelling meteen toegepast voor beide auto’s. In dat geval moet dan voor zowel de vakantieauto als de compacte auto een bijtelling plaatsvinden.
Voorbeeld
Een compacte auto met een cataloguswaarde van € 15.000 en een bijtellingspercentage van 21% wordt gedurende 49 weken ter beschikking gesteld. Met deze auto wordt niet privé gereden. Een vakantieauto met een cataloguswaarde van € 30.000 en een bijtellingspercentage van 25% wordt gedurende drie weken ter beschikking gesteld. Met deze auto wordt 1.000 kilometer privé gereden. De bijtelling bedraagt € 3.400 (21% van € 15.000 maal 49/52 plus 25% van € 30.000 maal 3/52). Was de compacte auto gedurende het hele jaar ter beschikking gesteld (dus ook gedurende de vakantieperiode) dan had de bijtelling slechts € 432 (de vakantieauto) bedragen.
Tip: Kunt u het nog volgen? Wij kunnen ons heel goed voorstellen dat u halverwege bent afgehaakt. Onthoud echter dat het verstandig is de compacte auto ter beschikking te laten staan, indien voor deze auto geen bijtelling wordt toegepast. Wordt voor de compacte auto wel een bijtelling toegepast dan is het financieel aantrekkelijker om deze niet tegelijk met de vakantieauto ter beschikking te stellen. Op dat moment hoeft gedurende de vakantieperiode immers geen bijtelling plaats te vinden over de compacte auto.
Bovenal raden wij u aan de gevolgen van een regeling voor een vakantieauto voor uw individuele werknemers vooraf te overleggen met onze adviseurs. Daarmee kan wellicht voorkomen worden dat er onverwacht een bijtelling moet worden toegepast.