Een Nederlandse BV is in het jaar 2000 een samenwerkingsverband aangegaan in de vorm van een A-typische stille Gesellschaft naar Duits recht. Het samenwerkingsverband dreef een onderneming. De vraag die van belang was voor de winstbepaling van de BV was
of het samenwerkingsverband fiscaal transparant was of een zelfstandig belastingplichtig lichaam. Aanvankelijk waren de BV en de Belastingdienst het erover eens dat het samenwerkingsverband fiscaal transparant was. Tijdens de procedure voor de rechtbank nam
de Belastingdienst echter het standpunt in dat het samenwerkingsverband een coöperatie of een coöperatieve vereniging was en dus niet-transparant. De rechtbank deelde deze opvatting niet. Er was geen sprake van een vereniging met leden en evenmin van een statutaire
doelstelling om te voorzien in bepaalde stoffelijke behoeften. De rechtbank ging uit van een transparant samenwerkingsverband.
De procedure had betrekking op de vraag of de BV haar belang in het samenwerkingsverband kon afwaarderen ten laste van haar winst. In het geval van een transparant samenwerkingsverband worden de activa en passiva van het samenwerkingsverband direct aan de deelnemers
toegerekend. Een eventuele afwaardering kan dus niet betrekking hebben op de participatie als geheel, maar moet per bedrijfsmiddel van het samenwerkingsverband worden beoordeeld. Dat hield in dat de BV per bedrijfsmiddel aannemelijk moest maken dat de bedrijfswaarde
duurzaam lager lag dan de aanschaffingswaarde minus afschrijvingen. De rechtbank was van oordeel dat de BV er niet in was geslaagd om dat aannemelijk te maken. De conclusie was dat de Belastingdienst terecht de door BV toegepaste afwaardering had gecorrigeerd.
SRA |
21-06-2012 |
Leestijd:
Weten wat wij voor u kunnen betekenen?
KSG, Accountants & Belastingadviseurs