Volgens de huisregels van een werkgever moest sloopmateriaal dat vrijkwam bij de werkzaamheden in de daarvoor bestemde containers worden gedumpt. Het was de werknemers verboden om dergelijke materialen mee te nemen of te verkopen. Op overtreding van dat verbod stonden zware sancties, waaronder de mogelijkheid van ontslag op staande voet.
De werkgever ontsloeg een meewerkend voorman, die een partij oud lood had meegenomen, op staande voet. Vervolgens diende de werkgever een voorwaardelijk verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst in bij de kantonrechter. Het ontbindingsverzoek was ingediend voor het geval in een bodemprocedure zou komen vast te staan dat het ontslag op staande voet geen stand hield. De kantonrechter stelde vast dat de meewerkend voorman de huisregels had overtreden. Hoewel de kantonrechter dat onvoldoende reden vond voor ontslag op staande voet, waren de omstandigheden door dit voorval zodanig veranderd, dat de kantonrechter de arbeidsovereenkomst om die reden ontbond.
Vanwege het langdurige dienstverband, dat tot dit voorval zonder incidenten was verlopen, kende de kantonrechter de voorman een wel ontbindingsvergoeding toe. De kantonrechter hanteerde daarbij een correctiefactor van 0,5 omdat het ontslag grotendeels aan de voorman te wijten was. Bij een zogenaamde neutrale ontbinding zou de correctiefactor 1 hebben bedragen.